Concurrentieverstorende obstructie door misbruik van rendement

In de Mededingingsrecht ondernemers niet alleen ten opzichte van consumenten, maar ook ten opzichte van concurrenten. oneerlijk handelen. Een recente uitspraak van het Oberlandesgericht Hamm (OLG) laat zien hoe ver deze acties kunnen gaan. Als een bedrijf opzettelijk bestellingen plaatst en deze vervolgens terugstuurt om een concurrent te benadelen, dan is dit een ongeoorloofde belemmering van de concurrentie. Deze uitspraak laat zien hoe belangrijk het is om eerlijke concurrentiepraktijken in acht te nemen en toont aan dat de betrokkenen niet weerloos zijn.

De uitspraak van het Hoger Regionaal Gerechtshof van Hamm betreft een zaak waarin werknemers van een online matrassenverkoper herhaaldelijk bestellingen plaatsten bij een concurrent en deze vervolgens onder valse voorwendselen lieten terugsturen. Het doel van deze praktijk was om de concurrent economische schade te berokkenen. Hieronder gaan we dieper in op de feiten en de juridische beoordeling van deze zaak.

Belangrijke bevindingen

  • Ongeoorloofde concurrentiebeperkingOpzettelijk goederen bestellen en terugsturen om een concurrent te benadelen is illegaal.
  • Wettelijke basisMisbruik van rendement is in strijd met de wet op oneerlijke concurrentie (UWG) en het Duitse burgerlijk wetboek (BGB).
  • Verjaring van vorderingenKort gedingvorderingen onder de UWG vervallen na zes maanden, maar vorderingen onder de BGB pas na meer dan drie jaar.

Misbruik van bestellingen en retourzendingen door een concurrent

In 2019 plaatsten twee werknemers van een online matrassenverkoper in totaal elf bestellingen bij een concurrent. In acht van deze gevallen plaatsten ze retourbestellingen onder het mom van vermeende verpakkings- of kwaliteitsgebreken en lieten ze negatieve productrecensies achter. Er kon niet worden bewezen dat de klachten op ware feiten waren gebaseerd.

De betreffende deelnemer zag dit als opzettelijke obstructie in overeenstemming met sectie 4 nr. 4 UWG en opzettelijke immorele schade in overeenstemming met sectie 826 BGB. Na een vergeefse waarschuwing verzocht de concurrent de arrondissementsrechtbank van Paderborn om een voorlopige voorziening, die werd toegekend maar niet definitief werd. Daarom heeft hij in de hoofdzaak een kort geding aangespannen.

De arrondissementsrechtbank van Paderborn verwierp het verjaringsverweer overeenkomstig § 11 (1) en (2) UWG en veroordeelde het gedaagde bedrijf grotendeels overeenkomstig de aanvraag.

De beslissing

In het beroep OLG Hamm op 16.04.2024 (Ref. 4 U 151/22) verwierp het beroep en bevestigde het vonnis van de regionale rechtbank. Het gedrag van de werknemers werd het gedaagde bedrijf toegerekend in overeenstemming met sectie 8 (2) UWG en sectie 831 BGB. De rechtbank erkende het systematisch achterwege laten en terugdraaien van orders als een opzettelijke belemmering van de concurrentie en immorele schade.

Bij gebrek aan feiten die het tegendeel bewijzen, ging de rechtbank ervan uit dat het gedrag van de werknemers erop gericht was om het concurrerende bedrijf economische schade te berokkenen door zijn middelen te gebruiken en kosten te maken. Verjaringsclaims onder Section 826 BGB waren niet verlopen, dus de actie was succesvol.

Conclusie

De uitspraak van het Hoger Regionaal Gerechtshof van Hamm laat duidelijk zien dat oneerlijke concurrentiepraktijken niet getolereerd worden. Bedrijven moeten ervoor zorgen dat hun werknemers zich niet inlaten met dergelijk gedrag om juridische gevolgen te voorkomen. Als u door soortgelijke oneerlijke praktijken wordt getroffen, moet u contact opnemen met een advocaat op het gebied van intellectueel eigendom, zoals Robert Meyen en het advocatenkantoor marken medien meyen, om uw rechten te beschermen.

FAQs

Wat is een onwettige beperking van de mededinging? Er is sprake van onwettige concurrentiebeperking als een bedrijf opzettelijk maatregelen neemt om een concurrent economisch te schaden, bijv. door systematische bestellingen en retourzendingen.

Welke wettelijke principes zijn hier relevant? De relevante rechtsgrondslagen zijn de Wet Oneerlijke Concurrentie (UWG) en het Duitse Burgerlijk Wetboek (BGB), in het bijzonder sectie 4 nr. 4 UWG en sectie 826 BGB.

Hoe lang is de verjaringstermijn voor mededingingsrechtelijke claims? Vorderingen voor een voorlopige voorziening onder de UWG verjaren na zes maanden, terwijl voor vorderingen onder sectie 826 BGB een verjaringstermijn van drie jaar geldt.

nl_NLNederlands
Scroll naar boven